De inwoners van een middeleeuwse stad hadden naast de pest ook af te rekenen met de dodelijke en heel besmettelijke ziekte lepra (melaatsheid). Zodra de symptomen van melaatsheid werden vastgesteld, moest je de stad onherroepelijk verlaten. Aalstenaars met symptomen kregen opvang in het godshuis van Sint-Lazarus. Deze instelling bestond al in 1380 en lag buiten de stad aan de Siesegemkouter. De melaatsen kregen er verzorging en sleten er de rest van hun dagen. Ze werden verplicht om specifieke kledij (een schoudermantel en hoed) en kentekens te dragen (zoals een ratelaar of klepper). Dat zie je duidelijk op het miniatuur in het renteboek van de instelling.