In de Grote Houtstraat woonden veel bekende bloemisten. De meeste betrokkenen bij de tulpenhandel in de 17e eeuw waren kooplieden en rijke ambachtslieden, maar er waren ook enkele handelaren die vooraanstaande posities bekleedde. Een van deze mannen was Cornelis Guldewagen, eigenaar van brouwerij het Vergulde Hart en toekomstig burgemeester van Haarlem. Hij dankte zijn naam aan het familiehuis dat hij bezat aan de Grote Houtstraat, De Vergulde Wagen.
Als brouwer had Guldewagen veel invloed in de stad, maar tijdens de tulpenmanie werd ook hij financieel zwaar getroffen. In februari 1637, net voordat de prijzen kelderden transporteerde hij 1300 tulpenbollen vanuit Wassenaar naar Haarlem. Deze waren in één klap niets meer waard. Alhoewel de uiteindelijke afloop niet bekend is, heeft Guldewagen in elk geval tot 1639 geprobeerd om van de tulpenbollen af te komen door met rechtszaken te dreigen.