(ter hoogte van fietsknooppunt 73)
En... start… Je bevindt je hier aan het kanalenkruispunt. Een unicum in Europa. Hier komen drie kanalen samen. Het kanaal Bocholt-Herentals groef men eerst om de Kempen aan te sluiten op de Schelde (1843). In 1846 maakte men hier in Dessel een aftakking zodat de stad Turnhout een aansluiting kreeg. Het ontstaan van onze ‘vaART’ dus. Het derde kanaal, van Dessel naar Kwaadmechelen, sluit later aan op het Albertkanaal (1854).
Vanuit de Sas4-toren bewonder je hier dit unieke kanalenkruispunt vanuit de hoogte. Wel eerst even de 216 treden beklimmen!
Op de peiler van de fietsersbrug zie je een muurschildering. Een creatie van Tijs Van Nieuwenhuysen. Hij ontwierp voor de vaART een vaarttaal die je het lokale verhaal vertelt van het kanaal... de rol van de Vaart op die plaats. Hier in Dessel gaan we terug naar het begin, het graven van het kanaal.
1845: “Ik ben ‘Frète Joak’. Ik was erbij toen de Vaart van Dessel naar Turnhout werd gegraven. De eerste werkdag kreegt ge een schop, een kruiwagen en een rijbalk. Dat waren onze werktuigen. Dag in dag uit kruiwagens vullen, ze de dijk opsleuren, zigzaggend over planken, leegkappen, graven. Maar ik was dat gewoon, ik was boer. Van ’t veld konden we op dat moment niet leven, dus trok ik samen met een hele hoop boerenzonen naar de graafwerken.
Om 6 u. begonnen we te werken. ’s Middags brachten de kinderen uit het dorp eten. Gebakken patatten, wat vet en een kommeke boekweitpap. Krachtvoedsel, want we werkten door tot 8 u. ‘s avonds. Ons loon? 1 frank per dag.
Sommige arbeiders kwamen van ver. Die reisden mee met de werken en bouwden op de hei langs de Vaart barakken, afgedekt met strooisel en hei. Er waren er ook die in de dorpen sliepen. Sommige dagloners bleven in de Kempen hangen.
Na de graafwerken ging ik weer aan de slag als boer, maar ik bleef daarnaast ook op de Vaart werken. Ik kocht een koppel paarden waarmee ik vrachtschepen trok.”
Aannemer Joseph Carlier uit Luik kreeg de opdracht om zowel het Kempisch Kanaal als de Vaart van Dessel naar Turnhout te graven. Het echte werk werd verzet door duizenden arbeiders. De mannen kwamen uit de dorpen langs de Vaart, maar er stroomden ook dagloners van elders toe.
Het werk aan de Vaart kwam als geroepen. Tussen 1845 en 1848 werd de Kempen geteisterd door de aardappelziekte en mislukte graanoogsten. Ook de textiel- en weefindustrie kreeg het door de opkomende mechanisatie zwaar te verduren. Veel Kempenaren leden honger en zochten een job.
En dat het harde labeur was, daar kan je vanop aan!
Ook na het uitgraven van het kanaal vonden vele mannen werk in en rond de Vaart. Zoals het transport over de Vaart… want in de beginjaren trokken mensen de schepen van en naar hun bestemming. Ook wel ‘jagen’ genoemd, vandaar het jaagpad langs het kanaal. Later namen paarden de trekkersrol over. Omdat paardenhoeven op het jaagpad een ‘ketsgeluid’ maakten, werd het scheepstrekken ook wel ‘vaartketsen’ genoemd.