Nabij de monding van de Schie werd, rond waarschijnlijk 1230, door de heer van Wassenaar en/of heer Dirk Bokel van ambacht Mathenesse een dam aangelegd om het polderland te beschermen tegen het zeewater. In 1247 kreeg Aleid van Holland bij haar huwelijk met Jan van Avesnes het oostelijke deel van de dam (en het poldertje) als bruidsgeschenk. Deze dam trok handelsactiviteit aan, omdat goederen voor het achterland (Delft, en verderop Leiden en Haarlem) hier dienden te worden overgeslagen.
In 1275 verleende vrouwe Aleid van Holland (Aleida van Avesnes), de zuster van graaf Willem II van Holland Schiedam stadsrechten. Inmiddels had zij een kasteel laten bouwen, het "Huis te Riviere". De restanten van een donjon, die deel uitmaakte van dit kasteel, zijn heden ten dage nog altijd te zien in het centrum, naast het Schiedamse stadskantoor aan de Broersvest.
In 1428 vond in Schiedam een grote stadsbrand plaats. De stad kreeg aanvankelijk betekenis door de haringvisserij, maar door concurrentie vanuit andere plaatsen, die gunstigere verbindingen hadden naar zee, liep dit snel terug.
De achttiende eeuw was voor Schiedam een "Gouden Eeuw". De stilgevallen drankimport uit Frankrijk maakte de opkomst van de Schiedamse jeneverstokerij mogelijk. Vanuit tientallen branderijen en distilleerderijen werd Schiedamse jenever over de hele wereld geëxporteerd. De jeneverindustrie gaf Schiedam de bijnaam 'Zwart Nazareth'. De bedrijfstak is inmiddels grotendeels verdwenen, maar een groot aantal voormalige branderijen herinneren nog aan de branderstijd. In één van deze branderijen, gevestigd aan de historische Lange Haven 74-76 is het Jenevermuseum gevestigd.