Luister hier naar het verhaal ’t Van Brustem’.
Over de kapel van Klein Brustem
Rond 1870 verrees het kapelletje van Klein-Brustem. Een dankbare Hulshoutenaar, Pieter Cortens (‘Leuzze-Piër’) bouwde het met eigen handen na een miraculeuze genezing. Van wat hij precies genezen was, weet niemand. Hij wijdde het kapelletje aan de Drie maagden.
De verering van de HH. Drie Gezusters (of de Drie maagden) bestond al enkele eeuwen in Limburg, meer bepaald in Groot-Brustem. Dat was vaak te ver voor zieken. Daarom kwamen mensen het hele jaar door naar Klein-Brustem in Hulshout. Om ziekten zoals de tering, hevige koppijnen, koorts, rugklachten, lamme benen en ‘kwade ogen’ te genezen.
Het ritueel met de emmer – Emma De Rijdt
In het kapelletje zou een geestelijke genezende kracht schuilen. Wie op bedevaart kwam naar ‘Klein Brustem’ en de aard van zijn ziekte niet kende, ging eerst ten rade bij de vrouw die naast het kapelleke woonde: Emma De Rijdt. (°Hulshout 1886 + Tremelo 1978).
In de volksmond stond zij bekend als Emma van de Zot, ‘den Emmes’ of ‘de Kertis’. Emma woonde slechts een paar stappen van het kapelletje aan de Vaartdijkstraat. Zij kon bepalen welke van de maagden de ziekte kon genezen. Daarvoor voerde ze een ritueel uit met een emmer, dat ze geleerd had van haar vader Jef De Rijdt (Hulshout, 1858-1933).
De zieke knipte oorspronkelijk drie lapjes uit zijn of haar hemd, uitgesneden op de pijnlijke plaats. Dat vond Emma echter verspilling van kledij. Zij gaf de raad om een lapje op het hart van de zieke te leggen en dit lapje aan het hemd vast te spelden. Daarna legde ze het lapje in een emmer water.
Als het lapje onderging, had je het Van Brustem. Wat ‘het van Brustem’ precies is, wist niemand. De meeste slachtoffers van het van Brustem doken op ‘As d’ouw petatten oep zen en de mensen nog geen nieuw hemmen.”
Daarna volgde de boetedoening. Hoe lastiger de kwaal, hoe groter de boete. Wie de boete niet zelf kon uitvoeren, betaalde iemand anders om de boete in zijn of haar plaats te doen. Vaak trad Emma op als ‘plaatsvervangende boetedoenster’.
In dat geval ging ze negen dagen naar de kapel om te bidden voor de heiligen. Negen vaderonzen en negen weesgegroetjes, samen 36 keren. Als de zieke niet beterde, begon het hele lapjesritueel en de boetedoening van voor af aan. Wie langdurig ziek bleef, kreeg het advies om naar Groot-Brustem in Limburg te gaan.
Verval en heropbouw
Tussen 1949 en 1965 verviel het bouwwerk en werd het uiteindelijk afgebroken. Het kapelletje dat nu in de Vaartdijkstraat staat, dateert uit 1988. De straatbewoners bouwden het eerder afgebroken kapelletje opnieuw op. Pastoor Jos Van Reussel wijdde het opnieuw in.