De Eese (ook 'De Ehze') is een landgoed grotendeels gelegen in de uiterste noordoosthoek van de Overijsselse gemeente Steenwijkerland met verder een klein deel in de Drentse gemeente Westerveld en nog een heel klein deel in de Friese gemeente Weststellingwerf. Het grootste deel, ongeveer 800 ha, is in handen van de familie Van Karnebeek. Een kleiner deel is in het verleden door deze familie verkocht aan Staatsbosbeheer. Dit deel maakt samen de Woldberg deel uit van de beheerseenheid Steenwijkerwold. De buitenplaats de Eese is sinds 2006 erkend als rijksmonument. Tot de beschermde delen behoren, volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het huis De Eese, de historische tuin- en parkaanleg, het jachthuis annex boerderij 'St. Hubert', een boerderij, het houten landhuis, de rentmeesterswoning met schuur, het koetshuis annex garage en paardenstal en een landbouwschuur.
De geschiedenis:
De eerste zekere vermelding van De Eese is van 1402 wanneer Herman van Kuinre ermee beleend wordt. Tot 1488 zou het in het bezit van de Van Kuinres blijven waarna het verkocht werd aan Gerrit van Isselmuden. Deze laatste familie zou tot 1565 eigenaresse blijven waarna het verkocht werd aan Ludeke van de Veene, wiens familie tot 1620 eigenaresse zou blijven. Na enige verkopen kwam het in 1635 in het bezit van Johan van Raesfelt van Twickel. Via de laatste kwam de havezate (met recht van verschrijving in de Ridderschap) via een huwelijk in 1685 in de familie Van Rechteren en zou dat tot 1879 blijven. In 1915 werd Onnes van Nijenrode eigenaar maar deze verkeerde in 1923 in faillissement en ging tot verkoop over. In 1923 kocht Herman van Karnebeek, destijds minister van Buitenlandse zaken, het landgoed van Onnes; deze laatste was reeds begonnen met een landbouwbedrijf op het landgoed en Van Karnebeek wilde de Eese verder exploiteren.
Na zijn overlijden in 1942, Van Karnebeek was toen Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, werd het landgoed vanaf 1943 gezamenlijk bezit van de erven Van Karnebeek. De familie moet accepteren dat de Duitsers op 1 december 1943 150 hectare aan de zuidkant van De Eese vorderen om er gebouwen te plaatsen voor opslag van munitie voor het Duitse vliegveld bij Havelte. Bospaden worden door geronselde arbeiders verhard met puinresten, afkomstig uit het gebombardeerde Rotterdam. Daarover rijden vrachtauto's naar het nieuwe munitiedepot. Twee pachtboerderijen en woning van een jachtopziener worden ontruimd. Voor de bouw van de bijna vijftig munitiebunkers worden ook weer stenen uit Rotterdam gebruikt, die soms door de hitte van het bombardement nog kromgetrokken zijn. Op 12 april 1945 blazen vluchtende Duitsers het munitiedepot op waardoor de opgeslagen munitie over een groot gebied verspreid is.
In de jaren zestig vond schaalvergroting plaats. In 1994 werd door de Erven Van Karnebeek de Exploitatiemaatschappij opgericht, die de landbouwgronden huurt van de natuurschoonwet BV Landgoed Heerlijk de Eese. Verder wordt het centrale huis, het landhuis, verhuurd als vergaderlocatie.