De geschiedenis van dit klooster van de ‘Franse paters’ gaat terug tot 1901. Toen werd namelijk in Frankrijk een wet afgekondigd die aan bepaalde Franse kloosterorden grote beperkingen oplegde. Hierop vertrok een aantal kloosterordes uit Frankrijk. Benedictijner monniken uit het Noord-Franse Wisques kochten in Oosterhout een mooi stuk grond. Daarop is een priorij gebouwd onder leiding van de architect-monnik Dom Paul Bellot. De kloostergebouwen werden een kunstwerk in baksteenarchitectuur en het eerste grote werk van Dom Bellot. Ze kwam gereed in 1907 en werd in 1910 tot abdij verheven.
Na 1918 mochten de monniken weliswaar terug naar Frankrijk, maar dat deden ze niet allen. Er waren inmiddels ook al een aantal Nederlandse monniken ingetreden. uiteindelijk telde Wisques na 1920 weer 30 monniken en werd het een priorij onder leiding van Oosterhout. In 1928 werden Oosterhout en Wisques allebei zelfstandige abdijen die behoorden tot de congregatie van Solesmes Het klooster groeide vanaf begin jaren dertig uit tot een nagenoeg volledig zelfvoorzienende gemeenschap met allerhande bedrijfjes gericht op onder meer agrarische producten, kleding, kunstvoorwerpen en boeken. In 1941 waren er ongeveer 100 monniken.
In 1930 werd de kapittelzaal (nu recreatiezaal) gebouwd door Dom Hans van der Laan als architect. Samen met Nico van der Laan ontwierp hij ook het gastenverblijf. Dit werd het eerste bouwwerk op basis van de grondverhouding der getallen, een stroming in de architectuur die uiteindelijk in de Bossche School zou culmineren. Tenslotte werd er in 1956 een nieuwe, veel grotere kerk gebouwd, ontworpen door de Enschedese architect J.H. Sluijmer jr. in de stijl van de Bossche School. Naast het hoofdgebouw van het klooster zijn er ook de werkplaats met diverse ateliers, een loods voor karren en landbouwwerktuigen, een garage annex fruitbewaarplaats en een pompstation uit 1936-’37 rijksbescherming. De abdij was lange tijd bekend om haar pottenbakkerij en orchideeënkwekerij. Het kloostercomplex bevindt zich ten Noord-Oosten van Oosterhout (Nb) in een gebied dat in de volksmond bekend staat als ‘de heilige driehoek’: een driehoekig met een bomenrand omzoomd gebied waarop zijn gelegen: het klooster Sint Catharinadal (Norbertinessen), de Onze-Lieve-Vrouweabdij (Benedictinessen) en de Sint Paulusabdij (Benedictijnen).
Niet lang daarna echter begon de naoorlogse ontkerkelijking zich te manifesteren. Dit leidde ertoe dat er nauwelijks novicen meer waren waardoor de kloostergemeenschap kleiner werd en sterk ging vergrijzen. Steeds meer activiteiten zoals het landbouwbedrijf werden verpacht of afgestoten. Uiteindelijk moest de abdij in 2006 worden verlaten en gingen de 17 nog overgebleven monniken gezamenlijk wonen in het kloosterverzorgingshuis Zuiderhout in Teteringen, niet ver van Oosterhout.
Een Nieuwe Weg: de Gemeenschap Chemin Neuf
De Gemeenschap Chemin Neuf heet u van harte welkom!
Het benedictijnenklooster van Oosterhout begon in 1907 als een stichting van de Franse congregatie van Solesmes. In het midden van de 20e eeuw beleefde het een grote bloei met vele Nederlandse roepingen en een grote geestelijke uitstraling, die aan het eind van de eeuw helaas sterk afnam.
In 2003 kwam de aanvraag van de broeders Benedictijnen aan de Gemeenschap Chemin Neuf om het geestelijk leven - vanuit haar eigen spiritualiteit - in de St. Paulusabdij voort te zetten. Na een periode van onderscheiding en gebed heeft de Gemeenschap op 15 augustus 2005 haar 'ja' uitgesproken op deze aanvraag van de broeders Benedictijnen, voor een proeftijd van 7 jaar.
In 2006 kwamen de eerste broeders en zusters van de Gemeenschap naar Nederland en leefden de 2 gemeenschappen gedurende een half jaar tegelijkertijd in de abdij, om de praktische overdracht op een vloeiende manier te laten verlopen. De broeders Benedictijnen verhuisden in hetzelfde jaar naar Teteringen en vertrouwden de abdij aan de Gemeenschap Chemin Neuf toe.