In 1794 gaf Cornelia Catharina Hodshon opdracht aan de architect Abraham van der Hart om voor haar aan het Spaarne een woonhuis te bouwen. ‘Keetje' Hodshon was op dat moment 25 jaar oud. Het huis is uitgevoerd in neoclassicistische stijl. De buitenkant is ingetogen maar voornaam. Voor het interieur werden kosten nog moeite gespaard. Decorateurs uit Haarlem en Amsterdam verzorgden het fraaie stucwerk, het fijne schilderwerk en het sublieme houtsnijwerk. Het is uniek dat het geheel vrijwel ongeschonden bewaard is gebleven.
Het huis werd in 1841 gekocht door de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. De Maatschappij breidde in 1903 uit door in de naastgelegen tuin aan het Spaarne een gehoorzaal te bouwen. In de periode 1995-2001 werd een restauratie van het interieur van het huis uitgevoerd en in 2008-2010 volgde de restauratie van het casco en de aula.
De statige voorgevel is voorzien van een erker in het midden die uitzicht biedt over het Spaarne. De plint van het huis is opgetrokken in blokken zware natuursteen. De belétage en de verdieping worden geleed door zeven vensters. Aan de bovenzijde wordt de gevel afgesloten door een houten balustrade met in het midden een beeldengroep. Achter het huis, tussen twee zijvleugels bevindt zich de cour, waar gasten per koets hun entree konden maken. Hier staat een muur met kantelen en een smeedijzeren hek, een vroeg voorbeeld van de neogotiek in ons land.
De begane grond van het huis herbergt de hoofdingang met daarachter de entree. Verder was deze verdieping bestemd voor de dienstvertrekken. Aan de zuidkant van het pand bevindt zich aan een binnenplaatsje de dienstingang die ten opzichte van de gevel, een stuk naar achter is geplaatst. Deze ingang gaf direct toegang tot het diensttrappenhuis, de kelders, de keuken en de bijkeuken. Vanaf de bestrate plaats, die door een muur aan het zicht is onttrokken, kunnen leveranties naar alle verdiepingen worden getakeld.
De bovenste verdieping bevatte de woon- en slaapvertrekken van de vrouw des huizes, haar gezelschapsdame, kamenierster en gasten. De dienstbodes sliepen op zolder. De belétage bevat, naast een kabinetje, vier prachtig gedecoreerde statievertrekken die ieder een heel eigen sfeer uitademen; de eetkamer, de conversatiezaal (de Etrurische salon), de speelsalon (de rode zaal) en de muzieksalon (de blauwe kamer).
De Etrurische zaal is gedecoreerd met fijn schilderwerk afgeleid van de zogenaamde roodfigurige-stijl uit de Griekse vaasschilderkunst. De rode kamer is voorzien van zeer delicaat houtsnijwerk op wanden en plafond. Rond 1900 werd in opdracht van de Hollandsche Maatschappij van deze zaal een bibliotheek gemaakt. Hoogtepunt van de representatieve ruimtes is de blauwe kamer, hier zijn de wanden uitgevoerd in stucwerk in ‘Wedgwood-stijl' naar prenten van Michelangelo Pergolesi uit een in 1790 te Parijs verschenen boek.
De aula, met de grote gehoorzaal, naast het huis werd in 1903 gebouwd naar ontwerp van de architecten Ouëndag en Klinkhamer in opdracht van de Hollandsche Maatschappij. De gehoorzaal heeft een indrukwekkend balkenplafond in neogotische stijl en fraaie wandschilderingen.