Tienenaars tussen 18 jaar en 60 jaar werden destijds verplicht, ter verdediging van de stad, de wacht op te trekken aan de stadspoorten. De wachters konden dag en nacht verblijven in een wachthuis op de Grote Markt, dat algemeen het Corps de Garde werd genoemd. Aan de buitenpoorten van de stad waren er wel acht zo’n wachthuizen.
Het Corps de Garde op de Grote Markt, dat ook wel de Stadshalle genoemd werd, werd in de volksmond al gauw het kottegoar. Op de plaats waar eens dit Corps de Garde op de Grote Markt stond, bouwde stadsarchitect François Drossaert in 1846 een gebouw dat dienst zou doen als tekenschool, bureau voor openbare werken, politiebureau en vanaf 1891 ook als Vredegerecht.
Het politiekantoor werd ondergebracht in een lokaal van de linkervleugel. De pompiers hadden hun onderkomen in de achterbouw. Het gebouw werd voorzien van een zuilengalerij die bedoeld was als overdekte marktplaats.
Van 27 september 2002 tot 16 april 2017 was het Suikermuseum ondergebracht in het gerestaureerde gebouw. Het idee hiervoor kwam tot stand toen men in 1988 het 150-jarig bestaan vierde van de Tiense Suikerraffinaderij.
